-
1 refroidissement
refroidissement [rəfrwaadiesmã]〈m.〉2 verkoeling ⇒ verflauwing, (het) afnemen♦voorbeelden:m1) afkoeling3) verkoudheid -
2 coupe
coupe [koep]〈v.〉1 coupe ⇒ glas, kelk, bokaal3 (het) snijden ⇒ (het) knippen, (het) maaien4 (het) kappen ⇒ (het) hakken, kap♦voorbeelden:3 coupe de cheveux • (het) knippen van het haar, kapselune coupe et un shampooing • wassen en knippenétoffe dure à la coupe • stof die moeilijk is te knippenfaire des coupes sombres dans un texte • veel schrappen in een tekstcoupe à blanc • kaalslagêtre, se trouver sous la coupe de qn. • het eerste moeten spelen nadat is gecoupeerd; 〈 figuurlijk〉 afhankelijk van iemand zijnf1) beker, glas, bokaal3) (het) snijden, knippen4) (het) hakken, kap5) pasvorm, snit6) (door)snede7) (het) afbreken [woorden] -
3 coupé
coupe [koep]〈v.〉1 coupe ⇒ glas, kelk, bokaal3 (het) snijden ⇒ (het) knippen, (het) maaien4 (het) kappen ⇒ (het) hakken, kap♦voorbeelden:3 coupe de cheveux • (het) knippen van het haar, kapselune coupe et un shampooing • wassen en knippenétoffe dure à la coupe • stof die moeilijk is te knippenfaire des coupes sombres dans un texte • veel schrappen in een tekstcoupe à blanc • kaalslagêtre, se trouver sous la coupe de qn. • het eerste moeten spelen nadat is gecoupeerd; 〈 figuurlijk〉 afhankelijk van iemand zijnm -
4 baisse
baisse [bes]〈v.〉1 daling ⇒ (het) dalen, (het) zakken2 (het) verminderen ⇒ (het) afnemen, daling, verlaging♦voorbeelden:la température est en baisse • de temperatuur daaltf1) daling [prijs]2) verlaging, vermindering3) baisse [beurs] -
5 captage
captage [kaaptaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:le captage des eaux d'une source • het winnen van het water van een bron -
6 épongeage
épongeage [eepõzĵaazĵ]〈m.〉1 (het) af-, schoonsponzen ⇒ (het) afnemen, (het) afwissen -
7 affaiblissement
-
8 décours
-
9 le captage du courant
le captage du courant -
10 couper
couper [koepee]♦voorbeelden:¶ couper court à • een eind maken aan, de kop indrukkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door)snijden ⇒ afsnijden, opensnijden, knippen, (om)hakken, maaien6 stopzetten ⇒ tegenhouden, versperren♦voorbeelden:le froid coupe les mains, les lèvres • de kou doet je handen afvriezen, doet je lippen splijtencouper un organe • een orgaan verwijderenle vent coupe le visage • de wind snijdt in je gezichtle village a été coupé du reste du monde • het dorp is van de rest van de wereld afgesnedencouper avec les dents • af-, doormidden bijtencouper avec une scie • af-, doormidden zagencouper à travers champs • de kortste weg nemencouper l'eau, le courant • het water, de stroom afsluitencouper la fièvre • de koorts doen dalencouper le mal à, dans la racine • het kwaad met wortel en tak uitroeiencouper la retraite à l'ennemi • de vijand de terugtocht afsnijdencouper le vent • tegen de wind beschermença vous la coupe! • dat verbaast je!coupez! • stop! 〈 film-, geluidsopname〉〈 telefoon〉 ne coupez pas, s.v.p. • blijft u aan de lijn a.u.b.♦voorbeelden:il se couperait en quatre pour lui • hij gaat door het vuur voor hem1. v1) snijden, scherp zijn3) (door)snijden, afsnijden, knippen, omhakken, maaien4) amputeren5) schrappen [tekst]6) verwonden7) splitsen8) stopzetten9) tegenhouden10) aanlengen11) afnemen [kaarten]12) castreren2. se couperv1) zich/elkaar verwonden3) zichzelf tegenspreken, zich verraden -
11 affaiblir
affaiblir [aafeeblier]2 doen afnemen ⇒ verzwakken, verminderen♦voorbeelden:affaiblir le courage de qn. • iemand de moed doen verliezen1 zwakker worden ⇒ afnemen, minder worden♦voorbeelden:1. vverzwakken, ontkrachten2. s'affaiblirvzwakker worden, afnemen -
12 fondre
fondre [fõdr]2 minder worden ⇒ afnemen, slinken, verdwijnen♦voorbeelden:faire fondre le beurre • de boter smeltenfondre de pitié • vertederd worden door medelijdenfondre en larmes • in tranen uitbarstenil a fondu de trois kilos • hij is zes pond afgevallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 samenvoegen ⇒ met elkaar verenigen, fuseren♦voorbeelden:1 smelten ⇒ wegsmelten, zich oplossen, verdwijnen2 samengevoegd worden ⇒ samensmelten, samenvloeien, zich vermengen♦voorbeelden:v1) (weg)smelten2) slinken, afnemen4) versmelten5) samenvoegen -
13 découvrir
découvrir [deekoevrier]1 ontdekken ⇒ zien, ontwaren4 openbaren ⇒ bekendmaken, verraden5 het deksel, de bedekking afnemen van♦voorbeelden:découvrir une frontière • een grens onverdedigd laten→ jeu♦voorbeelden:→ avril1. v1) ontdekken, ontwaren2) achter [iets] komen3) bekendmaken, verraden4) onthullen, ontbloten2. se découvrirv4) opklaren [weer] -
14 prise
prise [priez]〈v.〉6 (het) stollen ⇒ (het) dik worden, (het) dicht vriezen♦voorbeelden:1 prise de bec • gekijf, woordenwisseling〈 juridisch〉 prise de corps • inhechtenisneming, gijzelingêtre aux prises avec • worstelen, het aan de stok hebben met 〈 ook figuurlijk〉en venir aux prises • slaags rakendonner prise à • aanleiding geven totprise d'otage(s) • gijzelingprise de position • stellingnameprise de possession • inbezitnemingprise de sang • (het) bloed afnemenprise de son • geluidsopnameprise de terre • aardleidingprise femelle • contrastekkerprise mâle • stekker¶ prise d'air • luchtkoker, ventilatieopeningprise d'armes • wapenschouwprise de conscience • bewustwordingprise d'eau • kraan, tappuntprise de tabac • snuifje tabakprise de voile • intrede in het kloosterêtre en prise directe sur, avec • nauw samenhangen met————————prise (de courant)f1) greep2) houvast3) inneming4) stopcontact5) vangst, buit6) stolling, bevriezing -
15 retrait
retrait [rətre]〈m.〉4 (het) intrekken ⇒ (het) ontnemen, afnemen♦voorbeelden:être en retrait sur • achterblijven bijm2) (het) opnemen [geld]3) (het) afhalen, opvragen5) ontheffing, ontslag -
16 toucher
toucher1 [toesĵee]〈m.〉♦voorbeelden:2 être doux, rude au toucher • zacht, ruw aanvoelen————————toucher2 [toesĵee]♦voorbeelden:1 n'y touche pas! • afblijven!sans avoir l'air d'y toucher, avec son, un air de ne pas y toucher • met een schijnheilig gezichtcet enfant touche à tout • dat kind komt, zit overal aantoucher à un sujet délicat • een teer onderwerp aanroerenne pas toucher à son capital • zijn kapitaal niet aansprekentoucher au but • het doel genaderd zijntoucher au port • de haven bereikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanraken ⇒ betasten, voelen4 ontvangen ⇒ innen, incasseren8 vluchtig meedelen ⇒ bespreken, informeren♦voorbeelden:sa maison touche la mienne • zijn huis grenst aan het mijnetoucher qn. • met iemand in contact komenoù peut-on vous toucher? • waar kan men u bereiken?je l'ai touché par téléphone • ik heb telefonisch contact met hem gehadtoucher de près qn. • iemand direct aangaan1. m1) tastzin4) aanslag [muziek]5) digitaal onderzoek [medisch]2. v1) aanraken2) aanspreken, komen (aan)6) (be)spelen [muziek]7) bijten [vis]8) raken, treffen9) ontvangen, innen10) aangaan, betreffen12) bespreken, informeren -
17 tirer
tirer [tieree]1 schieten3 zwemen (naar) ⇒ gaan (naar), neigen (naar)♦voorbeelden:tirer dans le tas • lukraak op een groep mensen inschietentirer sur sa pipe • aan zijn pijp trekken4 journal qui tire à trente mille • krant die een oplage heeft van 30.000 exemplarenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 trekken (aan) ⇒ optrekken, naar beneden trekken, aantrekken2 halen (uit) ⇒ (uit)trekken, onttrekken, tappen3 (af)schieten ⇒ afvuren, neerschieten4 (af)drukken ⇒ afbeelden, tekenen♦voorbeelden:tirer l'échelle • de ladder wegtrekkentirer la jambe • met zijn been trekkentirer sa jupe • zijn rok gladtrekkentirer du métal en fils • draadtrekkentirer un navire • een boot slepentirer les rideaux • de gordijnen opentrekken, dichttrekkentirer la sonnette • aan de bel trekkentirer les yeux • vermoeiend voor het gezicht zijntirer un texte à soi • een tekst ten eigen voordele uitleggentirer la porte sur soi • de deur achter zich dicht trekkentirer le couteau • het mes trekkentirer vengeance • zich wrekentirer du vin • wijn uit het vat halenon ne peut rien en tirer • hij laat niets losil n'y a pas grand-chose à en tirer, on ne peut rien en tirer • er valt niet veel met hem te beginnentirer des larmes à qn. • iemand aan het huilen makentirer de l'argent de qn. • iemand geld aftroggelentirer son origine, sa source de • afstammen van, komen uittirer argument de qc. • iets als reden aanvoerentirer vanité de qc. • ergens trots op zijntirer argent de tout • overal geld uit slaantirer de l'huile des olives • olie uit olijven persentirer sur qn., sur le compte de qn. • een wissel op iemand trekkentirer un plan • een plan ontwerpentirer un livre à 2000 exemplaires • 2000 exemplaren van een boek drukken→ affaire, arme, boue, cheval, clair, diable, épine, épingle, langue, longueur, plan, poudre, ver, vin♦voorbeelden:1 s'en tirer • zich eruit redden, zich er doorheen slaan, het er zonder kleerscheuren afbrengens'en tirer avec deux mois de prison • er met twee maanden gevangenis vanaf komens'en tirer à bon compte • er makkelijk vanaf komen————————tirer (la boule)v1) (af)schieten, afvuren5) halen (uit), uittrekken6) afdrukken -
18 baisser
baisser [beesee]1 dalen ⇒ zakken, verminderen, afnemen♦voorbeelden:les jours baissent • de dagen worden korterla mer baisse • het wordt eble vin a baissé • de wijn is goedkoper gewordenbaisser de 10% • dalen met 10%II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 neerlaten ⇒ naar beneden laten, laten zakken♦voorbeelden:baisser la tête • het hoofd buigenbaisser la vitre • het raampje naar beneden draaienbaisser les yeux • de ogen neerslaanfaire baisser les yeux à qn. • iemand beschaamd doen staan→ ton♦voorbeelden:1. v1) dalen, verminderen2) laten zakken3) verlagen4) zachter afstellen [radio]2. se baisserv -
19 chapeau
chapeau [sĵaapoo]〈m.〉1 hoed♦voorbeelden:donner un coup de chapeau • zijn hoed afnemenchapeau mou • slappe vilthoedchapeau rouge • kardinaalshoedenfoncer son chapeau • z'n hoed diep over zijn ogen trekkentirer son chapeau à qn. • z'n petje voor iemand afnemenchapeau (bas)! • daar neem ik mijn petje voor af!démarrer sur les chapeaux de roue • wegscheurenprendre un virage sur les chapeaux de roue • door de bocht scheuren¶ chapeau d'un article de journal • (het) chapeau, inleiding van een krantenartikelm -
20 déposer
déposer [deepoozee]2 neerslaan ⇒ bezinksel vormen, bezinkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 neerzetten ⇒ neer-, afleggen, afzetten2 in bewaring geven ⇒ in depot geven, afgeven4 doen neerslaan ⇒ doen bezinken, afzetten♦voorbeelden:déposer ses hommages aux pieds de qn. • iemand zijn eerbied betuigendéposer le masque • het masker afwerpendéfense de déposer des ordures • verboden vuil te stortenmarque déposée • gedeponeerd handelsmerk→ bilan1. v1) getuigen3) neerleggen5) afzetten, uit zijn ambt ontzetten6) afnemen [gordijn, schilderij]7) aanhangig maken [politiek]2. se déposer (sur)vbezinken, neerslaan
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Hut (der) — 1. Alte Hüte lieben das Grüssen nicht. Aehnlich russisch Altmann VI, 413. *2. An dem Hut der Flor bracht ihn wieder empor. Der Tod seiner Frau verbesserte seine Vermögensverhältnisse. 3. Besser den Hut verloren als den Kopf. Nach dem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Reich (Adj.) — 1. Allgemach reich dauert am besten. Holl.: Op zijn gemak wordt men het liefst rijk. (Harrebomée, I, 228a.) 2. Bald reich, bald arm, bald gar nichts. – Simrock, 707. 3. Besser reich in Gott als reich in Gold. – Parömiakon, 2148. 4. Bin ich erst… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tera di Solo y suave biento — English: Country of sun and gentle breeze Regional anthem of Bonaire Tera di Solo y suave biento is the national anthem of the Caribbean island of Bonaire. The l … Wikipedia
Гимн Бонайре — Tera di Solo y suave biento Страна солнца и слабого ветра Страна Бонайре Страна солнца и слабого ветра, (папьям. Tera di Solo i suave bientu) гимн острова Бонайре, написанный на языке … Википедия
Гимн Бонэйра — Tera di Solo y suave biento Страна солнца и слабого ветра Страна Бонайре … Википедия